Ik heb iemand gekend die een sterfhoek in haar tuin wilde maken. Dat verhaal begon met een bericht van een oude kennis. Ze appte: Lieverd, heb jij tijd om te helpen met de tuin?

We spraken af op een zonnige dag. 
Voorzichtig daalde ze met haar zware lijf de buitentrap af, van haar dijkhuis naar de tuin. Met twee handen hield ze zich vast aan de leuning en ik schuifelde achter haar aan, zodat ik kon ingrijpen wanneer de inspanning te veel zou worden. Er was een  hoop gedoe met sleutels, die van de achterdeur hing hier, die van het hekje naar de trap lag daar, en die van de poort hing weer ergens anders. Ze had haar beveiliging goed op orde. Het was tenslotte Amsterdam, altijd alert blijven, was haar devies. Halverwege de trap roken we de hortensia’s al en de geur van verterende bladeren. Dat typische aroma van aarde en groen, lekkerder dan het beste parfum, dat vonden we allebei.
Tussen de verwilderde struiken beneden in de tuin was nog net ruimte voor een oude formica keukenstoel, daar ging ze zitten. Ik zag het al snel: vocht, donker, muggen, slakken, onkruid, mos, kattenpoep, dichtgegroeid. En dacht meteen: snoeitang, zaag, ladder, bezem, vlinderstruik, geraniums, aanhangwagen, aan het werk.
 Ik lachte haar toe en zei, “Wat heb je hier een fijne puinhoop.”
“Zo is het maar net”, kaatste ze terug. “En daar gaan wij iets aan doen. Wat denk je, kunnen we hier een paradijsje maken, met nul komma nul budget?”
“Bedoel je dat je een tuin wilt met zijdezacht gefilterd licht en borders die de hele zomer bloeien?”
“Precies lieverd, ik wist wel dat jij me begreep.”

In de daaropvolgende weken snoeiden we nu en dan een uurtje, totdat het zonlicht weer zachtgroen door de bomen viel. Zij wees aan en ik snoeide. De borders beplantten we met vrolijke, voor-nop-gekregen geraniums. Er werd een ‘schattenkast’ opgehangen aan de schuttingwand. Dat was een ondiepe kast met ruimte voor foto’s en beeldjes. De bestrating werd ook hersteld en geschrobd. Aan het eind van de zomer was het werk gedaan. “Missie Paradijs geslaagd”, constateerde  ik en zij knikte.
Een jaar later pas, begreep ik waarom we deze opknapbeurt hadden gedaan. Haar gezondheid werd steeds slechter en uit onderzoeken bleek dat ze niet lang meer kon leven. Voor haar kwam dat niet als een verrassing. Ze had er op geanticipeerd. En op een warme julidag was haar tijd gekomen: werd ze met ziekbed en al haar paradijs ingereden. Daar in het gefilterde licht, bij de bloeiende geraniums en de foto’s van haar kleinkinderen bracht ze de laatste uurtjes van haar leven door.